
Op een dag van poëten,
Breek ik een lans voor
De atlas onder de
Aarddragers, Orfeus
Onder muzikanten, maar
Zo’n lans dient niet gebroken,
Het speerpunt leent zich eerder
Tot het graffiteren van muren,
Letters op notenbalken wil ik
In bakstenen burijn tot
Tatoeëren.
Een bewegend vederpunt
In gestroopte ezelsruggen,
Bloed lepelend in
Rivieren van woorden,
Een rij van cellen slorp
Ik tot meerder glorie
Van oprispende maag-
Geluiden.
Om dan zonder
Omhaal racend uit de
Verkeerde hoek
Te komen.