gij dan altijd gespannen
en haat gij gebogen lijnen
uitgezonderd die getorste
wilgentwijg die uw linkerarm
verlengt?
of schiet gij pijlen
in onwetende rozenharten,
Cupido gestadig achterna?
gij een onfeilbaar oog
dat richt en niet en
zwichten kan voor juistheid
en mikken tot raken diep
in het vlees?
En is uw arm zo ongenaakbaar
sterk te noemen dat trillen
niet tot uw lied behoort, enkel
de muziek van het zoeven
uw oor beroerd?
één, dat hout en huid
versmelten tot
onmiskenbaar uw naam?
O arme kei
van wie je de bok zijt,
des aanstoots tot wie
het believen en de hoek
van wie het weten kan, breek
je horens op jezelf
en lijm de stukken, hard
en ongedwee stampen
je hoeven en vermorzelen
tot gruis. Briesend loop
je jezelf voorbij en kluister
je je pad aan kiezels, eet
de straat tot stenen.
11/ Aquarius
Eau, water, Wasser
en zeker man, ik ben nederig
en bewegelijk in alle
betekenissen van taal,
nat geboren en gedoemd
tot sterven tot zon.
en laaf de dorstigen
van hart, een druppel
draag ik tot vloed, eb
is mijn vertrek.
en muze van de woestijn,
ik slaap een oase vol.
Ze splijten water tot
zichzelf en kleden schubben
tot maliënkolders gelaagde
huid. Vinnen vieren vrolijk
beweging en kieuwen
drinken water tot ademloze
bekers. O zo stil keren ze
horizon tot waterpas vergeten
grond.