08 april 2008

Slinger

Na het boek van Claus (het aangenaamste was de constante wisseling van ik-figuren), terug eentje van Reve. Een verhalenbundel laat ik meestal links liggen, maar de vertellingen zijn hier zo kort dat ik wel snel doorheen het boekje geraak. 'Zondagmorgen zonder zorgen' ventileert de kwetsbare humor van Gerard.

In de marge

De Marginaliteit van de Hedendaagse Klassieke Muziek

Sedert de opkomst van de lichte muziek (jazz, pop, musical, rock &
roll...) in de jaren '50, heeft de klassieke muziek het moeilijk zich te handhaven. Naar verluid beslaat deze maar 5% van het algemene muzikale aanbod. Van die 5% is een heel klein deeltje hedendaags. Onder deze hedendaagse toondichterij verstaat men muziek die door klassiek geschoolde, hedendaagse toondichters wordt vervaardigd. Als men de concertprogramma's (of die op radio en tv) erop naslaat, dan bemerkt men zelfs een grote gêne ten opzichte van muziek die 100 jaar terug werd gemaakt. Muziek van Debussy, Bartok, Prokofjev kan soms juist nog door de beugel. Waarom deze afkeer tot iets dat vandaag wordt gemaakt? Waarom die voorkeur tot een museale praktijk? Hoe komt het dat andere kunstdisciplines daar geen grote last van hebben. Hedendaagse poëzie, literatuur, schilderkunst, beeldhouwkunst of architectuur zitten volop in de lift. Is de hedendaagse klassieke muziek dan zo ver van het publiek gaan staan? Me dunkt kan ik hier twee antwoorden op geven: 1/ Muziek is de meest abstracte kunst die er bestaat. Als de luisteraar iets wil herkennen in het gegeven geordend geluid, dan moet hij de taal verstaan, dan moet hij die kunnen decoderen. De abstractie dient in zijn hersenen concreet gemaakt. Ditvereist een leerproces, een taal leert men niet op één dag. Maar daar wij nu in een snelle consumptiemaatschappij leven, waar alles licht, leuk en direct verteerbaar moet zijn, wordt iets wat tijd en moeite vraagt, opzij gezet. Wat niet direct verstaanbaar is, is waardeloos. In de 20° eeuw is de evolutie van stijl en techniek wat al te snel veranderd. Er ontstond een immense waaier aan verschillende stijlen en de dissonantie maakte al bij voorbaat een kloof tussen het publiek en de componist. In de jaren '50 is die blijven groeien. Mijns inziens probeert de jonge componist op heden die kloof te dichten. In het postmoderne tijdvak waarin we nu leven, komt de consonantie terug aan bod en wordt de verstaanbaarheid groter. Spijtig dat de avant-garde nog steeds gedoemd is tot kleine festivals waar concerten enkel en alleen hedendaagse muziek programmeren. Ik promoot concerten met een gevarieerd aanbod. het publiek kan daar tegen, onderschat de luisteraars niet. Per concert een creatie ten gehore brengen zou een must moeten zijn. Plaats Bach, Mozart, Brahms eens naast een hedendaags werk! Eens proeven van iets anders en iets nieuws, is hier de boodschap. 2/ Muziek is elitair en dat zal zo blijven. Ik geloof niet in de democratisering van klassieke concerten. Alles kan gratis gemaakt worden, concerten kunnen vol lokkertjes gezet worden of componisten kunnen aan cross-over doen. Dit alles blijkt zinloos te zijn of mossel noch vis. Klassiek muziek is van alle tijden en iets vergankelijks hieraan koppelen baadt niet. Ze zal ook steeds kleinschalig blijven. En dat siert haar ook. Dan gaat ze niet ten onder aan grootheidswaanzin of institutionalisering. Klassieke muziek is dus geen tijdelijk massaproduct dat wegwerpbaar is. Het dient gekoesterd en luisteren dient aangeleerd. Het vergt jaren en is een spel van smaak, subjectiviteit en doorzettingsvermogen! Hedendaagse componisten van klassieke muziek zullen nog wel een tijdje anonieme marginalen blijven. Maar als hun muziek als een nieuw ingrediënt in alle klassieke concerten aan bod zou kunnen komen, zal de smaak van de luisteraar na een wijl groter en rijker worden.