
Feniks 1
In de verre nagalm
van zijn krassende kreet
krijst zijn vleugelslag
de as na.
Rook en stof
zijn zijn voedsel,
hij kleedt zich levendig naakt
aan de rode gloed
van het smeulende inferno.
Wit is zijn grijze droom
naar water, wind en vragen
naar het troebele interval
van de zuigende vleugellam
geslagen ziel.
Het geurende mistlicht van de tijd
is zijn hemelse parabool.
Zijn alarmerende snavel
-rood in zijn bewolkt gewaad-
lost op
in het zenith
van zijn geronde
beweging omhoog.