Na een hele reeks romans gelezen te hebben van nog in leven zijnde Nederlandstalige schrijvers, heb ik me gestort op de kortverhalen, novelles en niet te lange romans. Het interesseert me hoe een verhaal in kortheid van woorden verteld kan worden, hoe een plot zonder veel omwegen maar toch goed verpakt, snedig verwoord kan worden. 'Een dierenleven' van Coetzee deed me nadenken rond onze behandeling van alle levende wezens; 'Een lange winter' van Toibin stak bol van eenzaamheid en gevoelens rond verlies (het boek eindigt abrupt zodat je als lezer zelf het soort verlies voelt) terwijl ik nu een kleine fabel ter hand heb van Joseph Smith 'De wolf'. Hier is een wolf op jacht maar verliest zonder het te weten langzaam maar zeker de strijd en eindigt zelf als prooi. Smith neemt als hoofdfiguur een dier en beschrijft het wolvenleven heel detaillistisch zodat je als lezer bijna het beest wordt. Deze boeken reiken niet verder dan 100 bladzijden en toch herbergen ze een schat aan emoties. Ze zijn meestal geniale structuren die een verhaal voorzichtig ontplooien zodat je het boek in één zucht wil en kan uitlezen. Je zit op het puntje van je stoel terwijl de pagina's snel maar geruisloos op je schoot voorbij schieten...
Na deze crisis in de financiële wereld, besef ik meer en meer dat het creëren van kunst (of het nu muziek, woord, beeld of een cross-over is) überhaupt een aandeel is met grote groeikansen. Het brengt niets op, het is zogezegd nutteloos maar dat weegt hoegenaamd niet op tegen de emotionele, sociale en relationele waarde van dit fenomeen. Musiceren is voor mij geven, een gift aan jezelf en het publiek. Componeren is een boetseren van de tijd dat je sowieso los maakt van de werkelijkheid zodat je ze overstijgt. Geen enkel beursaandeel heeft deze kracht in zich, het blijkt namelijk allemaal gebakken lucht, bezits- en machtsdrang. Egoïsme tout court...
Na een big bang Van stilte Zie ik alleen Nog maar De lichtjes van De nacht, een Zon die me in Het aangezicht lacht.
We weten dat we 's nachts geheel hulpeloos zijn als we het licht niet aansteken. Het donker maakt ons nog steeds bang. Gelukkig stak Meneer Edison daar een stokje voor. Toch kan het op sommige plaatsen wat overdreven duidelijk zijn dat er een te veel aan lampjes branden. Zie de wereld op zijn kant, weg van de zon.
Als het zwart niet breekt, nadert het een zeker evenwicht.
Vanavond wordt er na het vierde concert van de Orgelkring 'Organum Yprense' vzw een cd-voorstelling gehouden in de receptie die doorgaat in de Raadszaal van het Ieperse OCMW. Ikzelf improviseerde de hele schijf vol met impressies rond de sterrenbeelden uit de dierenriem. Deze zodiak is te vinden op het glasraam boven de ingang van de kathedraal waar het grote Anneessensorgel er in het noordportaal prijkt. De machtige orgelklanken vullen er de kerk als wierook, zalven er de muren tot zielsverheffing van de toehoorders. Terecht ben ik fier op dit kleinood. Met dank aan mijn zoon Jan voor het nemen van de foto's. Hiernaast alvast een voorsmaakje van het glasraam. Kom gerust eens af naar Ieper want de kathedraal herbergt nog meer moois aan lichtende vensters.
Zondag gaat om 11u de laatste orgelbespeling door in de Ieperse O.-L.-V.-Middelareskerk. Schilderijen van Anne Marchand worden tentoongesteld en Karen Coulembier speelt op haar althobo. De klankkleur van dit instrument doet me steeds aan mystiek denken. Het is voorwaar het meest poëtische geluid uit de orkestbak. De schilderijen van Marchand passen wonderwel bij deze nasale sound van de cor anglais. Het is alsof de schilderes een geheime boodschap mee geeft in haar Chinese karakters die op deze kleine triptieken te vinden zijn. Hieronder vind je enkele gedichtjes die trachten deze beelden in woorden te vatten.
1/ Het papier verbeeldt zich een woud aan gras, zwart.
Het penseeldenkt ‘getrokken thee’ en geurt naar Chinaof Japan.
2/ Een zwartgat ontwikkeltzich streepna streep tot cirkel bol omwikkeld.
Enkele maanden terug kocht ik in De Sleghte te Brugge het boek van Georges Rodenbach, 'De beiaardier' uit 1898. Het is uit het Frans vertaald in een smaakvol maar modern Nederlands. Ik verwachtte een oubollige stijl met veel bombastische vertellingen. Niets was minder waar, het leest vlot, is structureel heel goed opgebouwd en is vooral niet te breedvoerig. De schrijver toont een voorkeur voor details en bouwt zijn verhaal op rond associaties en allegorieën. De kersverse beiaardier van 'la ville morte' en tevens architect (en hier moet ik spontaan denken aan Frank Deleu, die deze maand werd aangesteld tot nieuwe carillonneur van het Venetië van het Noorden ter vervanging van Aimé Lombaert, die op een welverdiend pensioen vertrekt), wordt verliefd op de toren en op de dochter van een vriend. Innerlijk komt hij hierdoor zichzelf tegen. Heerlijk is het feit dat dit boek je terug trekt naar een tijd meer dan 100 jaar geleden. De manier van leven was anders en toch ervaar je dat mensen nog niet veranderd zijn. Ze leven met dezelfde problemen en worstelen met dezelfde emoties.